Excellentie en achtergrondkenmerken van leerlingen

Lex Borghans, Tyas Prevoo en Trudie Schils

In welke mate nemen indicatoren van excellentie achtergrondkenmerken op eenzelfde manier mee?

In een eerste verkenning naar de overlap tussen verschillende indicatoren van excellentie zagen we dat er weinig overlap is tussen de verschillende indicatoren die we onderzochten.  We keken daarbij naar een drietal indicatoren:

[1]       het oordeel van de leraar in groep 8 of de leerling hoogbegaafd is;

[2]       of de leerling een topscore behaalt op de Eindtoets Basisonderwijs in groep 8 (top 5, 10 of 20 procent);

[3]       of de leerling een topscore behaalt op een non-verbale intelligentietoets in groep 8 (top 5, 10 of 20 procent).

In een volgende stap kijken we naar of er verschillen in achtergrondkenmerken van de leerlingen zijn tussen deze drie indicatoren. We kijken in het bijzonder naar het opleidingsniveau van de ouders, geslacht en de regio waar de leerling woont.

Data

Voor de analyse gebruiken we data uit de OnderwijsMonitor Limburg. Binnen de Onderwijsmonitor Limburg worden gegevens verzameld in een samenwerking tussen scholen, schoolbesturen en de Universiteit Maastricht om een beeld te krijgen van de situatie in het Limburgse onderwijs en voor effectmeting en evaluatie van interventies en projecten in de school en in de regio. Voor ongeveer 200 basisscholen in Zuid-Limburg - 98 procent van de scholen in de regio - zijn gegevens beschikbaar: een groot aantal toetsgegevens rekenen en taal/lezen uit het leerlingvolgsysteem vanaf groep 1 tot groep 8, scores op de Eindtoets Basisonderwijs in groep 8, scores op een intelligentietoets in groep 8 en het oordeel van de leerkracht van groep 8 of een leerling hoogbegaafd is. We hebben deze gegevens voor meerdere jaren, van 2011-2015.

Uit de school administratie halen we, naast toetsgegevens, ook het geslacht en het woonadres van de leerling. Met het woonadres weten we in welke regio de leerling woont. Voor deze studie kijken we naar verschillen tussen Maastricht-Heuvelland, Westelijke mijnstreek en Parkstad (zie kaartje figuur 1).De ouders van de leerlingen vullen daarnaast een vragenlijst in, waardoor we het opleidingsniveau van de ouders weten. Het opleidingsniveau van ouders is een achtergrondkenmerk van leerlingen dat momenteel weer onderwerp van discussie is, met name als het gaat om segregatie in het onderwijs [1].

Figuur 1: Regio’s in Zuid-Limburg
Kaartje.png 

Resultaten

De sterkste relatie in deze studie vinden we tussen excellentie en het opleidingsniveau van de ouders. Figuur 2 laat zien dat leerlingen met hoger opgeleide ouders vaker geïndiceerd worden als excellent dan leerlingen met laag opgeleide ouders. Dit geldt vooral bij de indicatie van excellentie volgens het oordeel van de leerkracht: leerlingen waarvan ouders een universitaire opleiding hebben een vijf keer hogere kans om als hoogbegaafd te worden bestempeld dan leerlingen met ouders die maximaal een vmbo/mavo opleiding hebben. Deze relatie geldt in mindere mate, maar nog steeds significant voor excellentie op basis van een top-5% score bij de CITO eindtoets of de IQ-test. Dat er een positieve relatie is tussen het opleidingsniveau van de ouders en de cognitieve vaardigheden van het kind is niet nieuw, maar interessant is dat de mate waarin dit zich vertaalt naar een indicatie van excellentie afhangt van welke indicator wordt gebruikt. 

Figuur 2 laat ook zien dat jongens iets vaker als excellent worden geïndiceerd dan meisjes. Volgens het oordeel van de leerkracht hebben jongen twee keer zoveel kans om de indicatie excellent te krijgen dan meisjes. Bij gebruik van de IQ-test als indicator voor excellentie geldt dit ook nog een klein beetje, maar bij gebruik van de CITO-toets is er geen significant verschil tussen jongens en meisjes.

Tot slot zien we interessante regionale verschillen. Excellentie komt vaker voor in Maastricht-Heuvelland dan in de andere twee regio’s, ongeacht welke indicator is gebruikt. Opnieuw zijn verschillen het grootste bij gebruik van de beoordeling door de leerkracht. In Parkstad krijgen leerlingen het minst vaak het predicaat excellentie volgens de leerkracht, terwijl er niet minder leerlingen een topscore bij de CITO-eindtoets of IQ-test halen.

Figuur 2: Odds ratio’s uit regressie van achtergrondkenmerken op excellentie volgens drie indicatoren van excellentie

Odd_ratios.png 

In deze figuur staan odds ratio’s van een regressie model waarin achtergrondkenmerken (tegelijk) als onafhankelijke variabelen gebruikt worden om de indicatie van excellentie te verklaren (waarbij jaar dat de leerling in groep 8 zat nog als controle variabele is meegenomen). Daarbij zijn drie verschillende modellen voor de drie indicatoren geanalyseerd. De odds ratio’s geven aan of de kans dat een leerling met een bepaald kenmerk (bijvoorbeeld ouders met een wo-opleiding) groter of kleiner is dan 1, die de kans van een referentiegroep betreft. De referentiegroepen voor de verschillende achtergrondkenmerken zijn gearceerd weergegeven (mbo in geval van opleidingsniveau ouders, meisjes in geval van geslacht en westelijke mijnstreek in geval van regio). Kolommen die niet gevuld zijn met kleur, verwijzen naar niet-significante resultaten.

Conclusie

De relatie met achtergrondkenmerken verschilt tussen de verschillende indicatoren die gebruikt kunnen worden om excellentie onder leerlingen te bepalen. Het herkennen van deze verschillen is belangrijk bij de keuze en het gebruik van de verschillende indicatoren. Meer onderzoek naar andere achtergrondfactoren kan daarbij ook nuttig zijn. In een volgende studie gaan we eerst op zoek naar voorspellers van de indicatoren voor excellentie in groep 8, door te kijken naar toetsresultaten en gedrag op jongere leeftijd.




Contactinformatie

Tongersestraat 6
6211 LM Maastricht
Telefoon: +31 43 388 36 20 

Stuur ons een email

Nieuwsbrief

Wil je op de hoogte gehouden worden van onze ontwikkelingen? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief.

Inschrijven

Social

Volg ons op social media.